Eerbetoon aan Max van Weezel
Bladerend door De Journalist, het NVJ-blad, stuit ik op een stukje over Natascha van Weezel, dochter van… Ze heeft een boek geschreven ter nagedachtenis van haar in 2019 overleden vader Max. Nooit meer Fanta, heet het, met als ondertitel Het jaar dat mijn vader overleed. Ik ga het zeker lezen, want ik heb Max een beetje gekend en ook Natascha een paar keer ontmoet. Max presenteerde politiek café de Rode Werf, dat ik in 2016 in Pension Homeland voor de PvdA opzette en een paar seizoenen mocht regisseren. Een enorm succes werd het niet, zelfs niet toen Thierry Baudet zijn opwachting maakte. Dat lag zeker niet aan Max van Weezel, dankzij hem heb ik vooral mooie herinneringen aan de Rode Werf. Ik zie ons nog rokend op het terras van Pension Homeland, met uitzicht over het Oosterdok. Hij, klein mannetje, sigaar in zijn mond… ik, niet veel groter, standaard een Gauloise zonder filter. We zijn nu beiden gestopt, beiden in het voorjaar van 2019 maar onder andere omstandigheden. Ik leef nog.
Tegen NRC-journaliste Danielle Pinedo vertelde Max hoe dat ging. Hij voelde zich al een jaar lang moe. Misschien wel logisch. Hard werken en niet meer de jongste. Van Weezel: ‘Alle artsen die ik sprak, zeiden dat ik een burn-out had. Het gekke was alleen dat mijn werk juist energie gáf. Op dagen dat ik even niets hoefde, stortte ik in.’ Ik herken dat. Ook ik frequenteerde een jaar lang mijn huisarts, sprak met een Praktijkondersteuner Huisartsenzorg (afgekort POH, zeg maar amateur-psycholoog) en zocht het hogerop bij onder andere een KNO-arts, een prostaatdokter, mijn cardioloog en een neuroloog.
Er werd niets gevonden, behalve wat ik al wist, dat er een nieuwe aortaklep moest worden ingebouwd. Maar dat kon lang niet alle klachten verklaren. En Max? ‘Niets hielp.’ Geen rust, geen therapie en op het laatst zelfs stug doorwerken niet, lees ik in NRC. Op 11 april 2019 overleed de journalistieke workaholic Max van Weezel (geboren op 9 juli 1951) aan uitgezaaide alvleesklierkanker. Bij mij werd in april 2020 een nogal zeldzame hersenontsteking vastgesteld. Ik ben inmiddels genezen, maar herken maar te goed hoe Max zijn laatste maanden beleefde: ‘Als een achtbaankarretje dat uit de rails is gelopen.’
Alvleesklierkanker is een rotziekte, voor zover ziektes iets anders dan rot kunnen zijn. Mijn moeder is er ook aan overleden. Dat ging heel geleidelijk totdat het snel ging, zo’n half jaar na de diagnose. Van de ene op de andere dag werd ze opgenomen. Eerst op zaal aan de voorzijde van het ziekenhuis. Al na twee dagen verhuisde ze naar een donkere kamer aan de achterzijde, waar ze alleen mocht sterven. Vier lange dagen en nachten duurde dat. De laatste twee was er geen contact meer, zag ik mijn moeder alleen nog spartelen, hallucineren, bang zijn. Bang voor de dood, zo door en door goed en christelijk als ze bij leven ook was. Zoals Max antwoordt op de vraag of hij bang is voor de dood: ‘Vréselijk. Ik geloof niet in het hiernamaals. Ik geloof niet dat de geest zich vrijmaakt van het lichaam. Dit is het.’ Mijn moeder geloofde wel in het hiernamaals… en toch was ze er als de dood voor.
We hebben meer gemeen, Max en ik. Dat zeg ik in alle oprechte bescheidenheid. Beiden journalist, alleen Max vele malen succesvoller, roemrijker en beter in zijn vak dan ondergetekende. Een vakbroeder waar iemand als ik tegenop kijkt. Ook onze politieke voorkeur verschilt niet veel. Hij was ooit lid van de CPN. Voor die club was ik te vrijgevochten. Van een iets jongere generatie dan Max wantrouwde ik die communisten altijd al, maar ik heb wel een tijdje voor dagblad De Waarheid geschreven en ben SP-lid geweest in reactie op Wim Kok’s ‘derde weg’.
Max verborg zijn linkse voorkeur niet, ook al was hij politiek verslaggever en later commentator. Ik ook niet. Sterker, ik vind dat journalisten eerlijk moeten zijn over hun politieke kleur. Het is geen geheim dat ik naast mijn werk als hoofdredacteur van het Amsterdamse MUG Magazine (opnieuw) lid ben van de PvdA. Ook heb ik wel GroenLinks (daarvoor PSP en SP) gestemd. Aan mij de heilige opdracht om mijn partijpolitieke kleur buiten de kolommen van mijn blad te houden, en dat lukt mij heel aardig, vind ik zelf.
Er is nog een klein gemeenschappelijk feitje, waar ik met Max over had willen roddelen als ik mij dat feitje destijds op dat terras aan het Oosterdok, had beseft. Een van Max’ collega’s bij Vrij Nederland was Leonard Ornstein, broer van die andere journalist Karel Ornstein. Met laatstgenoemde ben ik eens zo dronken geworden – ik meen in café Middeloo of wat het De Wildeman? – dat ik met de Puch uit de bocht vloog, met Karel achterop. Weinig aan de hand. Hoop gegrinnik en Karel die tegen een garagedeur in een Santpoortse middenklassewijk ging pissen, waarop die deur openschoof en een verontwaardigde maar toch nog vriendelijk heerschap ons hielp de trapper van mijn Puch recht te slaan, zodat we verder konden. Doel was het even verderop gelegen Felisenum, waar een schoolfeest gaande was. Voor mij een brug te ver, ik ben ergens in een hoekje van een gang op dat gymnasium in slaap gesukkeld. Ach ja, bent maar één keer puber.
Beste Max, jij geloofde niet in het hiernamaals. Ik ook niet. Dat ik jou dus nu rechtstreeks aanspreek, slaat nergens op. Toch doe ik het, in herinnering aan wat vage gesprekjes op het terras van Pension Homeland en mijmerend over gesprekken die ik met je had willen voeren. Over politiek, journalistiek, het geheim van de smid en over jouw welwillendheid jegens dat narcistische mannetje dat ten tijde van zijn optreden in de Rode Werf (juni 2016) druk doende was FvD op te richten. Het viel mij op dat je hem in het debat nogal mild bejegende. In mijn herinnering was je een stuk kritischer jegens PvdA-voorzitter Hans Spekman – terecht overigens. Ook tijdens een tweede optreden van Baudet in de Rode Werf leek je hem te sparen, in tegenstelling tot PvdA-europarlementariër Paul Tang. In het NRC-interview lees ik dat jij goed met die ‘de aardige, galante’ Baudet kon opschieten. Dat verbaast me niet echt… en toch ook weer wel.
Tegen Dionne Stax van omroep MAX (sic) bekende je, enkele maanden voor je dood en al broodmager, dat je VVD’ers en D66’ers doorgaans leukere mensen vond dan linksen. Liberalen zijn vaak hartelijker dan PvdA’ers… laat staan dan SP’ers of GroenLinksers voeg ik daar graag aan toe. Linksen zien problemen waar mensen mee kampen, liberalen zien de mensen. Zo simpel ligt het natuurlijk niet, maar ik weet wat je bedoelt. Of dat ook voor Thierry Baudet geldt, waag ik echter te betwijfelen. Een mensen-mens, zoals je die inderdaad vaker bij de VVD tegenkomt dan bij onze PvdA, zie ik niet in hem. In zijn galanterie herken ik eerder iemand met een narcistische geldingsdrang, zoals er meer de geschiedenis naar hun hand hebben proberen te zetten met soms dramatische gevolgen.
Het in memoriam in jouw Vrij Nederland van 11 april 2019 sluit af met: ‘Het joodse jongetje dat altijd naar erkenning had verlangd, werd bedolven onder de aandacht. Het deed hem zichtbaar goed.’ Dit naar aanleiding van het in ontvangst mogen nemen van de Frans Banninck Cocqpenning. Deze waardering van jouw stad Amsterdam voor je journalistieke werk moet jou absoluut goed hebben gedaan en ook de aandacht, zonder twijfel. Maar had dat ‘joodse jongetje’ er echt bij gemoeten? Jij kunt niet meer reageren, misschien kan Natascha het antwoord in jouw naam geven, misschien staat het wel ergens in Nooit meer Fanta. Misschien klopt het, was het een terechte opmerking van de VN-collega die het in memoriam schreef. Dan is jou wellicht een hoop verdriet bespaard gebleven, want de lieden die in toenemende mate van Baudet en zijn FvD gecharmeerd zijn, hebben het niet zo op ons soort, en daarmee bedoel ik niet alleen joden maar vooral ook kritische journalisten.
Dit is mijn eerbetoon aan Max van Weezel, die ik als vakbroeder heb bewonderd en als mens.